In april 2019 stemde de Europese Raad in met de nieuwe auteursrechtrichtlijn. Hiermee worden de controversiële regels rondom uploadfilters en rechten voor nieuwsuitgevers formeel Europese wetgeving, maar de nieuwe EU-auteursrechtrichtlijn bevat nog veel meer nieuwe regels en uitzonderingen.
Waarom een nieuwe EU-auteursrechtrichtlijn?
In de overwegingen van de nieuwe EU-auteursrechtrichtlijn inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt (volledige tekst van de richtlijn) wordt duidelijk benoemd dat digitale technologieën nieuwe soorten gebruik mogelijk maken op het gebied van onderzoek, innovatie, opleiding en behoud van cultureel erfgoed waar in eerdere richtlijnen onvoldoende in is voorzien. In de richtlijn staan daarom, naast de bescherming van online perspublicaties en het gebruik van beschermde content door aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content, ook een drietal uitzonderingen centraal: voor tekst- en datamining (artikelen 3 en 4), voor onderwijsdoeleinden (artikel 5) en voor behoud van het cultureel erfgoed (artikel 6).
Tekst- en datamining
Bij tekst- en datamining (TDM) haal je informatie uit machineleesbaar materiaal: je extraheert data uit (grote) gegevensverzamelingen en combineert dat om patronen te ontdekken. Er is echter al jaren een grote rechtsonzekerheid over de mate waarin tekst- en datamining van content verricht kan worden. De richtlijn introduceert daarom de verplichting voor lidstaten om een compleet nieuwe uitzondering op te nemen ‘voor reproducties en opvragingen door onderzoeksorganisaties en instellingen voor cultureel erfgoed om met het oog op wetenschappelijk onderzoek tekst- en datamining te verrichten op werken of andere materialen waartoe zij rechtmatige toegang hebben’.
Hierbij worden, in de overwegingen, de definities van ‘wetenschappelijk onderzoek’, ‘onderzoeksorganisaties’ en ‘instellingen voor cultureel erfgoed’ alvast ruim geïnterpreteerd. Ook wordt er een duidelijk voorbehoud gemaakt dat de uitzondering alleen van toepassing mag zijn op content waartoe men ‘rechtmatig toegang’ heeft via bijvoorbeeld licenties of omdat het om open data gaat.
Onderwijsexceptie
In de oude EU-auteursrechtrichtlijn, en daarmee in de Auteurswet, was er al een uitzondering voor het gebruik van beschermde werken voor onderwijsdoeleinden. De nieuwe richtlijn gaat nu specifiek uit van het gebruik van werken en andere materialen in digitale en grensoverschrijdende onderwijsactiviteiten. In artikel 5 worden de ‘beveiligde elektronische leeromgeving’ maar eindelijk ook online en afstandsstuderen genoemd als toepassingen waarvoor de uitzondering geldt. Net als bij TDM maakt de richtlijn een voorbehoud dat lidstaten een andere invulling kunnen geven aan deze uitzondering als er passende licenties zijn voor gebruik van werken in het onderwijs.
Behoud van cultureel erfgoed
Artikel 6 introduceert een verplichting voor lidstaten om een uitzondering in hun eigen wetgeving op te nemen ‘teneinde instellingen voor cultureel erfgoed toe te laten kopieën te maken van werken of andere materialen die permanent deel uitmaken van hun collecties, in welke vorm of welk medium ook, met als doel het behoud van dergelijke werken of andere materialen en voor zover dit noodzakelijk is voor dergelijk behoud’.
Deze uitzondering krijgt heel veel aandacht in de EU-auteursrechtrichtlijn. In meer dan twintig overwegingen wordt toelichting gegeven op de intentie en de beoogde invulling van de uitzondering. Hierbij ligt de focus vooral op het voorkomen van conflicten met de commerciële exploitatie van werken; daarnaast wordt collectieve licentieverlening neergezet als route om de toestemming voor digitaliseringstrajecten te realiseren. Beide onderwerpen worden vervolgens in de richtlijn zelf uitgewerkt in respectievelijk artikel 8 en artikel 12 met additionele voorwaarden.
En nu?
Hoewel de EU-auteursrechtrichtlijn duidelijke doelstellingen geeft waar de lidstaten aan moeten gaan voldoen, is het aan die lidstaten zelf om deze uit te werken in nationale wetgeving. Hierbij kunnen ze rekening houden met de specifieke situatie in hun eigen land. Landen hebben daar maximaal twee jaar de tijd voor en dus zullen de verantwoordelijke ministeries (van Economische zaken en Justitie) met bijvoorbeeld experts en de branche- en vakorganisaties ruggespraak gaan houden over de wetteksten, die uiterlijk april 2021 in de herziene Auteurswet gaan komen.
Deze Juridische kwesties is ook gepubliceerd in IP 5 (2019).
#
Dag Raymond, maak ik uit artikel 5 nu op dat we als onderwijsinstelling met een beeldende opleiding niet meer vastzitten aan het beperkte aantal beelden van 1 kunstenaar in leermiddelen, zolang we maar aan naamsvermelding doen? Of is de Stichting Pro hierin leidend?
Wat denk jij?
Groeten, Anna ten Bruggencate
Dag Anna,
Je kunt er helaas helemaal niets uit afleiden want hoewel artikel 5 duidelijk ruimer geformuleerd is dan op dit moment het geval is in de Nederlandse wetgeving, is het maar de vraag hoe dit vertaald gaat worden naar de Nederlandse situatie en wetgeving. Ik begreep dat er inmiddels een wetsvoorstel ligt – voor de aanpassing van de Auteurswet naar aanleiding van de richtlijn – maar weet niet wat er hier in staat. Hoe dan ook, pas daarna zullen de Vereniging Hogescholen en de VSNU met de uitgevers kunnen praten over hoe dit vervolgens in de praktijk gaat uitpakken. We zijn dus nog wel even verwijderd van dergelijke gedetailleerde uitwerkingen ….